Steenbakker

Steenbakkers maakten bakstenen door klei te vormen, te drogen en te bakken. Vaak werd met de hand opgegraven rivierklei gebruikt; zeeklei was namelijk niet geschikt om goede bakstenen van te maken. Van deze rivierklei werden in het zomerseizoen handmatig bakstenen gemaakt. De klei moest in eerste instantie worden opgegraven en vervoerd naar een opslagplek. Men liet de klei dan een tijd rusten, zodat het kon rotten. Dat wil zeggen dat de organische delen in de klei verteerd werden. De bakstenen werden vervolgens in mallen, maar ook wel met de hand, tot bakstenen gevormd.

Stenen bakken

De gevormde stenen werden op een stenen plein in de zon geplaatst. De werknemers die hiervoor verantwoordelijk waren moesten zware mallen met klei tillen. Telkens werden de bakstenen, meestal door vrouwen en kinderen, omgekeerd. Dit deden ze zodat de verschillende kanten uit konden harden in de zon. Dit was een eentonig proces. Zodra de bakstenen hard genoeg waren konden ze in een steenoven gebakken worden. Ze werden dan meestal opgestapeld tot grote kegels, waartussen een brandstof zoals bijvoorbeeld turf geplaatst werd. Het bakken van de stenen kon weken duren, evenals het afkoelen ervan.

Ongeschoold werk en uitbuiting

Alleen voor het bakken van de stenen had een steenbakker enige kennis en ervaring nodig. De rest van het proces kon uitgevoerd worden door laagopgeleide (seizoens)arbeiders. In de winter hadden die geen werk, en moesten noodgedwongen een andere bron van inkomsten zoeken. Een van de plekken waar veel steenfabrieken stonden en staan waren de Veenkoloniën. De eigenaar van de steenfabrieken buitte zijn werknemers ook vaak uit, onder andere door ze te verplichten om al hun inkopen bij zijn winkels te doen. Dit kon doordat er vroeger nauwelijks wetten waren om arbeiders te beschermen. Bovendien waren de arbeiders vaak ongeschoold en ongeletterd, wat ze kwetsbaar maakte.

Kinderarbeid

Omdat werken voor de steenfabriek weinig opleverde, lieten arbeiders hun vrouwen en kinderen meedoen om rond te kunnen komen. In 1874 kwam er wel een wet die tot doel had om kinderarbeid te beëindigen, het zogenaamde Kinderwetje van Van Houten. In de praktijk werden er echter nog steeds kinderen ingezet voor zware arbeid, zoals die bij de steenfabrieken gebruikelijk was. Pas in het begin van de 20e eeuw zorgden strengere controles en de algemene leerplicht er voor dat dit soort werkzaamheden in het vervolg alleen door volwassenen werd uitgevoerd.