Begin van de Hongerwinter

In de herfst van 1944 bereiken de Geallieerde legers Nederland. Vanaf dat moment is het gedaan met de relatieve rust die er tijdens de oorlog in ons land heerste. Vóór de winter zijn de provincies onder de grote rivieren in handen van de Geallieerden. Boven de rivieren begint dan een winter vol kou, honger en ontberingen, die bekend komt te staan als de Hongerwinter.

Plundering

De benarde situatie waarin de Duitse bezetters verkeren, zorgt voor verslechterende relaties met de Nederlandse bevolking. Nadat Geallieerde luchtlandingstroepen in september geland zijn bij onder meer Oosterbeek, worden Arnhem en Oosterbeek ontruimd. De bewoners moeten halsoverkop hun biezen pakken. Vaak proberen ze zoveel mogelijk van hun bezittingen mee te nemen op bakfietsen, in kinderwagens en in handkarren. Zodra de bewoners vertrokken waren, plunderden de Duitsers de huizen van Arnhem. Ook verderop in het land worden steeds meer Nederlandse goederen, gereedschappen, vervoersmiddelen en waardevolle artikelen in beslag genomen en naar Duitsland verscheept.

Terreur

Als op de heide bij Putten een auto met Duitse officieren wordt aangevallen door verzetsmensen, betalen de bewoners van het nabijgelegen dorp Putten daarvoor de prijs. 660 mannen uit het dorp worden afgevoerd naar Kamp Amersfoort. Slechts 100 van hen zouden uiteindelijk terugkeren. Ook worden er steeds meer gevangen genomen verzetsstrijders en gijzelaars geëxecuteerd door de Duitsers. Dit gebeurt als vergelding voor aanslagen door het verzet, en dient als terreurtactiek. Hoe verder de Duitsers in het nauw komen, hoe minder bereid ze zijn om zich welwillend op te stellen tegen de Nederlandse burgerbevolking.