Eind 1944 is er sprake van een scheiding van Nederland in twee delen, een Duits en een Geallieerd deel. Behalve het feit dat er voedseltekorten beginnen op te treden in het Duitse deel, heeft deze situatie nog een ander destructief gevolg voor de bevolking. Steenkool uit de mijnen van Limburg kan namelijk de andere delen van het land niet meer bereiken. Daardoor ontstaat er al snel een tekort aan brandstof, wat hard nodig was om het huis warm te stoken en om elektrische verlichting te laten branden.
Het weer van de Hongerwinter
Er wordt tegenwoordig vaak gezegd dat de hongerwinter extreem koud was. Dat valt eigenlijk wel mee. De maand december is ongeveer één graad kouder dan normaal, de maand januari ongeveer 5 graden kouder, terwijl februari zachter is dan in andere jaren. Maar omdat het in de Hongerwinter bijna onmogelijk is om aan goede brandstof te komen, heeft men het altijd koud, en wordt de winter herinnerd als een extreem ijzige. Ook is het zo dat de bevolking dan al lange tijd afhankelijk is van bonnen om aan surrogaatvoedsel en aan beperkte hoeveelheden brandstof te komen. Door dit gebrek is de conditie van een flink aantal mensen, bijvoorbeeld ouderen, al slecht wanneer de Hongerwinter van start gaat.
Brandstofgebrek
De maand november van 1944 is een zeer kille en natte. In december begint het te vriezen. Het is koud in de huizen, er is geen gas, en geen elektrische verlichting. Het wordt moeilijk om het weinige voedsel dat er nog is gaar te koken. Na het ondergaan van de zon is het donker. Mensen proberen hun huizen zo goed en zo kwaad als het gaat te verwarmen. Men kapt illegaal bomen in het donker, en verzamelt restanten van hout en andere brandbare stoffen om in de kleine “wonderkacheltjes” te verbranden. Men sloopt zelfs het hout van vloeren, trapleuningen en kozijnen uit de lege huizen waar Joden hebben gewoond. Uiteindelijk worden in Amsterdam zelfs de houten blokjes tussen de tramrails vandaan gestolen. Alles om maar warm te blijven.
Nieuwe bevoorradingsproblemen
De Duitsers hadden na de spoorwegstaking als straf het vervoer van voedsel over het water verboden. Met het vooruitzicht van een naderende hongersnood wordt die maatregel eind 1944 weer opgeheven. Daarna is het in principe weer mogelijk om voedsel naar het hongerlijdende deel van Nederland te verschepen. De vorst is echter zo streng, dat een groot deel van het IJsselmeer al snel bevriest. De afgesneden delen van ons land gaan een zware en koude tijd tegemoet.