Alles verterende honger

Er is steeds minder eten op de bon verkrijgbaar. Ook basisvoeding zoals graan en aardappels is onbetaalbaar geworden, en wordt vaak vervangen door nauwelijks eetbare surrogaten. De voedselkeukens die de stedelingen moeten voeden proberen te improviseren met alles wat ze kunnen vinden. Ongeschilde aardappels, verwelkte kool, meel, groenteschillen – het verdwijnt allemaal in de soepketels. Vlees of vet is praktisch niet te vinden. Huisdieren worden geslacht en bereid. Men neemt zijn toevlucht tot het koken van in plakken gesneden suikerbieten, tulpenbollen en onkruid.

Hongertochten

De mensen uit de grote stad gaan massaal op hongertocht. Het gaat dan vooral om vrouwen en kinderen, omdat de mannen weggevoerd zijn of ondergedoken zitten. Ze zwerven over het platteland, op zoek naar een boerderij waar ze nog eten kunnen krijgen. Met handwagens, kinderwagens en eigenlijk alles wat de Duitsers niet in beslag hebben genomen en wil rijden, ploeteren ze door ijs en modder. Soms valt er iemand neer en staat niet meer op. Sommige boeren helpen zoveel ze kunnen, sommige jagen hen weg. Sommige boeren troggelen de verhongerende stedelingen dure sieraden en waardevolle spullen af in ruil voor een zak aardappelen of een liter melk.

Sterfgevallen

In oktober krijgen de mensen dagelijks nog zo’n 1400 calorieën binnen, terwijl de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid 2200 tot 2400 calorieën is. In december is dat nog zo’n 1000 calorieën. De mensen verliezen zichtbaar gewicht, en lopen gemakkelijk roodvonk, difterie en andere besmettelijke ziekten op. Ze hebben geen energie meer om op zoek te gaan naar voedsel en brandstof, en blijven in bed liggen – soms totdat ze sterven. Vooral ouderen, kinderen en mensen zonder sociaal vangnet zijn de dupe. In Amsterdam komen in januari elke week 500 mensen om van honger en kou. Hun lichamen blijven onbegraven in de Zuiderkerk liggen: er is immers geen hout om grafkisten van te bouwen. Uiteindelijk kost de Hongerwinter aan 20.000 Nederlanders het leven.

Het einde van de Hongerwinter

Vanaf februari 1945 vinden er hulpprogramma’s plaats. Met toestemming van de Duitsers wordt er in die maand door het Rode Kruis Zweeds wittebrood en margarine uitgedeeld aan de bevolking. Vanaf eind april worden er door de Geallieerde luchtmacht voedseldroppings uitgevoerd, waardoor de situatie in de zwaarst getroffen gebieden langzamerhand verbetert. Na de Bevrijding stromen de hulpgoederen ons land binnen. Er worden dan ook 50.000 ondervoede kinderen tijdelijk ondergebracht bij gastgezinnen in het oosten en noorden van het land, en in omringende landen. Daar kunnen ze aansterken.